Abestong | bamboe mondharp van de Kankana-ey uit de Filippijnen |
Abkhiardza | 2-snarige vedel uit Abkhazië |
Achala | Nigeriaanse bamboe segmenten die met stokken worden bespeeld |
Achere | Cubaanse ratel gebruikt in de Santeria-muziek |
Achim | Abkhazische citer |
Adamo | Nigeriaanse ‘talking drum’ |
Adenkum | kalebas met een langwerpig uiteinde uit Ghana, dat als stampstok dienst doet |
Adga | grote steen die met twee vijzels wordt aangeslagen. De adga wordt nog als percussie instrument gebruikt door volkeren in de Sahara |
Adja | Braziliaanse metalen handbel |
Adjheli | dunne plankciter uit Benin |
Adungu | 7-snarige Oegandese boogharp met klankresonator |
Adyá | metalen ratel uit Cuba |
Aeolusharp | citer met een rechthoekige resonansdoos en een stuk of 10 snaren die door de wind tot vibreren worden gebracht. De snaren zijn alle even lang, doch van verschillende dikte en produceren akkoorden wanneer het instrument op de tocht wordt gezet |
Afiw | metalen mondharp van de Bontoc en de Igorot stammen uit de Filippijnen |
Afuche | Braziliaanse ratel bestaande uit een gedroogde kalebas met losjes daaromheen gewikkeld een net met metalen kralen |
Agan | ijzeren schoffel die op Curaçao als percussie-instrument wordt gebruikt. De agan is een voorloper van de chapi |
Agogô | verchroomde metalen koebellen. Agogô’s kunnen zowel uit 2 als 3 koebellen bestaan, maar zijn altijd met een metalen lus aan elkaar verbonden tot één instrument. Dit Braziliaanse instrument wordt met een houten stok bespeeld en is met name geschikt voor samba, afoxé, frevo, maracatú en capoeira |
Agogo | 'chinese woodblock' uit Zuid-India. Zie aldaar |
Agong | gong uit Mindanao en de Sulu Eilanden |
Agong apa | tweevellige trommel van de Bidaye uit Sarawak (Borneo) |
Agwa m’basa | basxylofoon van de Banda uit Centraal-Afrika |
Aidjé | snorrebot uit het Amazonegebied in Brazilië |
Aihao | ratel van de Luo uit Kenia |
Ajeng | gestreken Koreaanse plankciter, veelal gebruikt in shamanistische muziek |
Akadinda | zeer grote Oegandese xylofoon met houten toetsen, meestal door meerdere personen bespeeld |
Akagovogovo | 1-snarige vedel van de Nande uit Zaïre veelal bespeeld door herders. De klankkast van de akagovogovo bestaat uit een uitgeholde koehoorn bespannen met een vel. De enkele snaar van metaal of raffia wordt aangestreken door een strijkstok van hout en raffia |
Akakelaya | kleine trommel van de Nande uit Zaïre |
Akalere | instrument uit Oeganda |
Akasai | duimpiano van de Nande uit Zaïre bestaande uit een houten plank met daarop bevestigd 16 metalen tongen in twee rijen van 8, die een octaaf in toonhoogte van elkaar verschillen. Om het geluid te versterken wordt de akasai bespeeld in een halve kalebas, dat dus als losse klankkast fungeert |
Akoogo | duimpiano uit het noorden en oosten van Oeganda |
Alboka | Baskische hoornpijp, bestaande uit twee rieten pijpen, een houten handvat en een hoorn aan elk uiteinde |
Alghaita | 1#)
Nigeriaanse volksschalmei met een metalen mondstuk en een met leer
bedekt lichaam, waarin zich slechts 3 vingergaten bevinden. De
bespeler blaast zijn wangen bol om een windkamer te vormen
2#) Marokkaanse schalmei, enigszins gelijkend op de Indiase shanai en de zurna uit Zuidoost-Europa |
Alghoza | fluit met vier vingergaten uit de Punjab (India), welke vaak in paren door dezelfde persoon wordt bespeeld. De lucht wordt recht in het mondgat geblazen |
Algojha | dubbelfluit met één melodiepijp, met daarin 8 vingergaten, en één bourdonpijp. De algojha wordt d.m.v. "circular breathing" aangeblazen en is populair in de volksmuziek van Sind (Pakistan), alsmede in de Indiase deelstaten Rajasthan en Madhya Pradesh |
Almas | platte Kongolese gitaar |
Alo | lange, holle metalen gong uit Nigeria |
Alpenhoorn | blaasinstrument dat vnl. in het Alpengebied wordt bespeeld. Het standaardtype bestaat uit een 4 à 5 meter lange, conisch gevormde buis, die aan het uiteinde is omgebogen en uitloopt in een beker. De alpenhoorn is vaak van dennenhout gemaakt en met boombast omwonden. Voor het ketelmondstuk wordt hout, been of metaal gebruikt |
Alugoyya | herdersfluit uit het zuiden van Orissa en het noorden van Andhra Pradesh (India) |
Alumaru | fluit van de Iteso uit Nigeria |
Amadinda | grote Oegandese xylofoon, meestal door meerdere personen tegelijk bespeeld |
Amakondera | lange hoorn van boombast of kalebas, en onmisbaar in de muziek van pygmeevolkeren uit Ruanda, Burundi en Oeganda. De hoorns worden vaak in aantallen tegelijk bespeeld |
Amalengga | fluit van de Nande uit Congo-Zaire |
Amay | rieten fluit van de Maya uit Mexico |
Ambala | houten hoorn van de Mangbele uit Congo-Zaïre. De ambala produceert slechts één toon en wordt daarom meestal in groepen bespeeld |
Amicra | lange cederhouten pijp van zo’n 60 à 70 cm., omwonden met rendierdarm of boomschors en door Tuvaanse jagers gebruikt om prooien te lokken. De amicra wordt bespeeld door de pijp tegen de lippen te drukken met de tanden op elkaar, en hard te zuigen. Er kunnen verschillende tonen op worden gespeeld |
Amzat | 1-snarige vedel met korte hals en een ronde houten resonator afgedekt met geitenhuid. Dit strijkinstrument van de Berbers uit Marokko wordt met een strijkstok van paardenhaar bespeeld |
Anand lahari | ritmisch snaarinstrument uit Bengalen. De anand lahari bestaat uit een houten trommel, een soort kleine dholak, maar dan slechts aan één kant met een vel bespannen. In het midden van het vel is met een knoop een darmsnaar bevestigd die door de drum loopt en aan het andere eind is bevestigd aan een stukje hout dat in de linkerhand wordt gehouden. Als men het stukje hout aantrekt spant de snaar zich en wordt de toon verhoogd. Andersom wordt de toon weer verlaagd. De snaar wordt door de rechterhand met een klein houten stokje getokkeld. Op dit volksinstrument kunnen gecompliceerde en interessante ritmes worden gespeeld |
Angklung | set van 18 of 24, ingenieus gebouwde, bamboe rammelaars van verschillende lengte. Zorgvuldig gestemde, verticale bamboebuizen kunnen op en neer glijden in een groeve in een horizontaal stuk bamboe en produceren een aangenaam geluid bij het stoten tegen de rand. Oorspronkelijk in slendro (5-toons systeem) gestemd, maar tegenwoordig ook in de westerse stemming verkrijgbaar. Eén persoon bespeelt slechts twee angklungs tegelijkertijd en melodieën worden door middel van een hoketus-systeem geproduceerd. Angklung-orkesten komen voor in Thailand en op West-Java |
Aponga | met stokken geslagen trom uit Madagaskar |
Arbab | 3-snarige citer gemaakt uit jackfruithout met snaren van bamboe, rotan of paardenhaar |
Ardin | 12-snarige harpluit met een perkament beklede klankkast uit Mauritanië. Vele meetrillende schelpjes zorgen voor het typische geluid |
Arghul | Egyptische dubbelklarinet met pijpen van ongelijke lengte, waarvan de langste de baspijp is |
Arpanetta | rechtopstaande plankciter met snaren aan beide kanten van de resonator. Dit aan beide kanten getokkelde instrument was populair in de 17de en 18de eeuw in Duitsland |
Arpeggione | de 6-snarige arpeggione, een kruising tussen een cello en een gitaar, werd in 1824 bedacht door de Weense instrumentenmaker Georg Staufer. Van de gitaar nam hij de vorm, de fretten en de stemming over, van de cello leende hij de grootte en de manier van spelen. De arpeggione ziet er dus uit als een reusachtige gitaar die als een cello tussen de knieën geklemd en gestreken wordt. De tonen van dit vreemde strijkinstrument klinken luid, lang en doordringend. Helaas werd deze geniale uitvinding geen succes en het instrument verdween al snel in de vergetelheid. Toch bracht dit instrument de mooiste sonate van Franz Schubert voort, namelijk de Arpeggione-sonate |
Arrigirigi | 1-snarige vedel uit Oeganda |
Arudin | dunne bamboe mondharp van de Tagbanua uit Palawan (Filippijnen), vrijwel identiek aan de kubing uit naburig Mindanao |
Ashiko | op conga gelijkende trom uit Nigeria |
Atabakes | Braziliaanse trommel in de vorm van een vat |
Atabal | brede, dubbelzijdige cilindrische bastrommel uit het Baskenland |
Atompan | Ghanese ‘talking drum’ |
Atranyatra | simpele xylofoon die op de knieën wordt bespeeld en waarvoor een kuil in de grond als klankkast dienst doet. Dit instrument wordt alleen bespeeld door de Antanosi-vrouwen uit het zuiden van Madagaskar |
Atsimevu | grote Ghanese ‘master-drum’ |
Atumpan | Ghanese keteltrom |
Auloi | houten dubbelrietpijp uit het oude Griekenland |
Au paina | lange pansfluit uit de Solomon Eilanden |
Autoharp | Engelse plankciter, in vorm gelijkend op de gewone akkoordenciter, maar zonder de akkoordensnaren. Daarentegen heeft de autoharp dempers die alle snaren afdempen behalve die welke nodig zijn om een bepaald akkoord te vormen. Het instrument wordt getokkeld |
Auzhitalam | kleine handcimbalen uit Tamil Nadu (Zuid-India), ook wel gewoon talam genoemd. In tegenstelling tot de nog kleinere manjira worden alleen de randen van het instrument bespeeld |
Awaj | twee, met de ruggen aan elkaar verbonden, keteltrommen uit de Moghulperiode in Noord-India |
Awal | halve kalebas, die met een ijzeren kammetje wordt aangeslagen. De awal is populair onder de Oegandese Acholi |
Axatse | schudinstrument uit Ghana |
Ayan mbasa | kleine xylofoon met 5 toetsen van de Banda uit Centraal-Afrika |
Ayariqi | Boliviaanse pansfluit |
Ayarkuzhal | curieuze herdersfluit uit Zuid-India van zo'n 120 cm. lengte. Precies in het midden van de fluit is een mondstuk gemaakt waarin een riet van palmblad wordt geplaatst. Aan beide zijden van het mondstuk bevinden zich 6 vingergaten, waarbij de verste vingergaten voor de melodie worden gebruikt en de vingergaten die dichter bij het mondstuk zitten doen dienst als drone. De drone kan worden volgehouden doordat de bespeler de techniek van het "circular breathing" gebruikt. De klank van de ayarkuzhal is zacht en zoet |