Gaab | Thaise bekkens, ook bekend onder de naam shaab |
Gabbang | 1#)
bamboe
xylofoon van de Tausug uit het zuiden van de Filippijnen
2#) éénvellige, kleine houten trommel bespannen met een vel van wild zwijn. Dit instrument wordt door de Tagbanua en de Pala'wan (Filippijnen) met twee stokken bespeeld |
Gabbi | dwarsfluit uit Baltistan |
Gadulka | peervormig strijkinstrument met 3 melodiesnaren en 6 resonantiesnaren. Deze Bulgaarse vedel wordt, net als de Indiase sarangi verticaal, en op de schoot bespeeld. Ook bekend onder de naam rebec |
Gaida | grote doedelzak met twee melodiepijpen en een bourdon uit Bulgarije, Servië, Albanië en Griekenland. Ook gespeld als gajda en gaide |
Gaita | 1#)
Colombiaanse fluit
2#) Spaanse doedelzak met een bourdon en een korte melodiepijp. Veel gebruikt op bruiloften en feesten |
Gajda | zie: gaida |
Gajdy | Slowaakse doedelzak met een korte melodiepijp met een omhoog lopende beker, en een bourdonpijp die onder een rechte hoek aan de plug is bevestigd |
Gambang | Indonesische houten xylofoon, die bespeeld wordt met 2 stokken gemaakt van soepel buffelhoorn met vilten uiteinden, waardoor het instrument een zachte klank heeft |
Gambang kayu | Javaanse xylofoon met 17 klankstaven en een resonator in de vorm van een pauw. De gambang kayu wordt vaak in groepen bespeeld |
Gambu | 1 tot 2 mtr. lange bamboe fluit uit Bali, met de vingergaten ver uit elkaar. Deze fluit wordt zittend bespeeld |
Gambus | 1#)
7-snarige
luit uit Kalimantan en Sumatra. De gambus heeft een met
ossenhuid bedekte klankkast en 3 paar melodiesnaren, alsmede een
bassnaar, die met een plectrum worden bespeeld. Deze luit kwam samen
met de Islam naar Indonesië en lijkt enigszins op de Jemenitische kaambus
2#) 12-snarige fretloze korthalsluit uit Malaysia. De snaren zijn in 6 paren verdeeld en lopen over een klankkast, die het midden houdt tussen een gitaar en een luit. Tevens zitten er drie klankgaten in de klankkast die het geluid een mooie galm geven |
Gamelan selonding | ijzeren gamelan set uit Indonesië |
Gandal | West-Afrikaanse luit |
Gandang | een aan beide zijden met hertenhuid bespannen trommel van de Meratus-Dayak uit Borneo, die zowel met beide handen als met stokken kan worden bespeeld |
Gandingan | gong van de Cotabatinho uit het zuiden van de Filippijnen |
Ganga | in onbruik geraakte tamboerijn van de Toeareg uit Mauritanië |
Gangsa | platte bronzen of koperen gong van de Ifugao, de Kankana-ey, de Bontoc en de Apayao uit de Filippijnen. Een gangsa-orkest bestaat vrijwel altijd uit 7 gongen. Deze gong is het meest belangrijke instrument van de bergvolkeren in de Cordilleras op het eiland Luzon in de Filippijnen |
Gankoqui | dubbele metalen bellen uit West-Afrika |
Gansa |
Balinese metallofoon, gelijkend op de Javaanse gender, maar met een harder geluid en en extra oktaaf. In tegenstelling tot de gender worden de toetsen van de gansa niet gedempt tijdens het spelen |
Gansa gambang | Balinese metallofoon met 7 klankstaven, rustend op een wiegvormige resonantiedoos en bespeeld met hamervormige houten stokken. Het instrument verzorgt de melodie bij Balinese gamelanorkesten |
Gansa jongkok | Balinese metallofoon met 5 klankstaven, rustend op een wiegvormige klankkast en bespeeld met hamervormige houten stokken. Ook dit instrument verzorgt de melodie bij Balinese gamelanorkesten |
Ganzá | metalen schudbus uit Brazilië, gevuld met rijst of bonen |
Gara | 1#)
schellen van de Luo uit Kenia en de Asholi uit Oeganda
2#) aardewerken pot uit Baluchistan, gebruikt als percussie-instrument en gelijkend op de Indiase ghatam |
Garamut | spleettrommel uit Papua Nieuw-Guinea |
Garantung | xylofoon van de Toba-Batak uit Sumatra |
Garaon | mahogany houten, kegelvormige trommel uit Belize |
Garaya | 2-snarige luit van de Haussa uit Noord-Nigeria. De garaya is ongeveer 50 cm. lang en heeft een ovalen klankkast van zo’n 20 cm., bespannen met antilopenhuid. De snaren worden met een plectrum, vervaardigd van geharde koeienhuid getokkeld |
Garmon | Russische chromatische accordeon |
Gasj | sjamaanse lijsttrommel van de Nifg op Sakhalin Eiland in Oost-Siberië |
G’bindo | kalebas ratelaar uit Guinee |
Gedire | bamboe mondorgel van de Kenyah uit Borneo, bestaande uit een luchtreservoir met daaraan 4 melodiepijpen en een bourdonpijp bevestigd |
Gekkin | 4-snarige, Japanse korthalsluit met een zeer ondiepe en ronde houten romp. Het instrument heeft enkele frets en de zijden snaren zijn bevestigd aan elegante stempennen. De opvallend ronde romp heeft ervoor gezorgd dat de gekkin bekend is komen te staan als de "maangitaar" |
Gé-ling | Tibetaanse schalmei |
Gendang anakna | ostinato trommel van de Karo-Batak uit Noord-Sumatra |
Gendang indungna | 'masterdrum' van de Karo-Batak uit Noord-Sumatra |
Gender | Indonesische metallofoon met scheef gehangen bronzen toetsen, die ieder een eigen bamboe klankresonator onder zich hebben. Het instrument bezit een prachtig mooie, enigszins gedempte klank, die dient om de gamelanmelodie te verrijken |
Gender besar | grotere uitvoering van de Indonesische gender |
Gender kecil | kleinere uitvoering van de Indonesische gender |
Genggong | bamboe of houten mondharp uit Bali en Madura. De genggong wordt vaak in groepen bespeeld |
Geolo | Ghanese fluit die slechts 1 toon produceert. Het instrument wordt gewoonlijk in groepen bespeeld |
Gepopin | klein trommeltje van de Fodonon uit Ivoorkust, meestal bespeeld in de velden om het werk te stimuleren |
Gerenyun | metalen rasp van de Bambara uit Mali |
Geroempa | vedel van de Sakha uit Siberië |
Gettuvadyam | eigenaardig en zeldzaam snaarinstrument uit Zuid-India, niet te verwarren met de gottuvadyam, dat een geheel ander instrument is. De gettuvadyam lijkt veel op de tanpura, heeft ook 4 snaren, doch wordt niet getokkeld, maar met twee platte bamboe latjes worden de snaren tegelijkertijd aangeslagen. Met het bamboe latje in de linkerhand worden ritmische patronen gespeeld, terwijl met het latje in de andere hand uitbundig wordt geïmproviseerd in de stijl van de mridangam. De gettuvadyam wordt heel soms nog als begeleidingsinstrument gebruikt in Zuid-Indiase klassieke muziek |
Gezabbih | kleine darbukka uit Iraq |
Ghaita | dubbelriet blaasinstrument uit Marokko |
Ghanta | rijk versierde rituele handbel uit Tibet |
Ghatam | Indiase kleipot met een brede buik en een smalle mond. Vanzelfsprekend behoort de ghatam tot de oudste percussie-instrumenten van India. De beste klei wordt gevonden in de Zuid-Indiase plaatsen Manamadurai en Panruti en wordt vóór het bakken vermengd met ijzervijlsel. De ghatam wordt met beide handen bespeeld, zowel met de vingers en de nagels als met de handpalmen en de vuisten. Verschillende delen van de ghatam hebben ieder hun eigen klankkleur en daar wordt door de bespeler handig gebruik van gemaakt. Er kunnen ontzettend snelle en gecompliceerde ritmes op worden gespeeld. In het noorden van India wordt de ghatam veel in de volksmuziek gebruikt, maar in Zuid-India heeft het instrument de status van het concertpodium bereikt |
Ghawazi | kleine vingercimbalen uit Egypte |
Ghidjak | 3 of 4-snarige vedel uit Centraal-Azië, bijna identiek aan de kemenche uit de Perzische regio |
Ghunguru | enkelbellen uit India, veel gebruikt in volksdansen |
Gida | pygmeeënharp met 6 à 8 snaren uit Centraal-Afrika |
Gimbal | éénvellige trommel bespannen met varaan- of geitenhuid. De gimbal is ongeveer 25 cm. hoog en heeft een holle onderkant. Dit instrument is populair onder de Tagbanua en de Batak op het eiland Palawan (Filippijnen) en wordt met twee houten stokken bespeeld |
Girba | doedelzak uit Nubia en Soedan |
Gishbah | Irakese vaastrommel |
Gita | kalebasratel van de Bambara uit Mali. Deze, met steentjes of zaden gevulde kalebassen worden meestal door vrouwen bespeeld |
Git-git | 3-snarige houten vedel uit de Filippijnen |
Giwong | bamboe mondharp van de Kalinga uit de Filippijnen |
Gizansi | duimpiano met 8 lamellen uit Zambia, zie ook grizansi |
Gling-bu | Tibetaanse, driedubbele houten fluit, met identiek geplaatste vingergaten in elke pijp |
Godeye | muziekboog van de Baule uit Ivoorkust |
Goedjer | Mongoolse 2-snarige vedel, gelijkend op de er-hu |
Goele | spleettrom van de Kwi uit Ivoorkust, bedoeld om de menselijke stem te imiteren |
Goeloe | contrabasxylofoon uit Mozambique |
Gogged rajen | primitieve vedel van de Saori uit India |
Gogoynogoor | vedel uit Kirghizistan |
Gogue | 1-snarige vedel waarvan de klankkast bespannen is met hagedissenhuid. Populair in de noordelijke Sahara en bij de Haussa uit het noorden van Nigeria. De gogue is een slag groter als de kukuma |
Gok | bamboe mondharp van de Lac uit Vietnam |
Gombri | 3-snarige basluit van de Gnawa uit het zuiden van Marokko, Algeria en Tunesië. Het instrument heeft een simpele rechthoekige klankkast afgedekt met kamelenhuid en een ronde houten stok vormt de hals van het instrument. De gombri zorgt voor de trance in de Gnawa-muziek en is ook bekend onder de namen guimbri, guembri, hajhouj en sintir |
Gomungo | Koreaanse plakciter met 6 zijden snaren. In tegenstelling tot de meeste andere Koreaanse plankciters wordt de gomungo met een langwerpig bamboe plectrum bespeeld |
Gongoma | West-Afrikaanse trommel |
Gong | serie grote, hangende, metalen gongs uit Indonesië, die gebruikt worden in een gamelanorkest |
Gong ageng | de gong ageng bestaat uit twee opgehangen gongs met bult, die iets in grootte verschillen, gewoonlijk tussen de 60 en 90 cm. De gongs, die met een beklede stok op de bult worden aangeslagen, produceren elk een iets andere toon en maken deel uit van een Indonesisch gamelanorkest waar ze het eind afkondigen van de langste muzikale frase van een melodie |
Gong gede | andere benaming voor de Indonesische gong ageng |
Gongouri | 4-snarige getokkelde luit uit Georgië, die voornamelijk gebruikt wordt voor de akkoordbegeleiding bij zang en de salamouri, de Georgische herdersfluit |
Gongue | modern percussie-instrument bestaande uit 2 met elkaar verbonden koebellen die 2 tonen van verschillende hoogte produceren als er tegenaan geslagen wordt |
Gonyé | 1-snarige gestreken luit uit Ghana |
Goor | Kirgizische fluit |
Gopichand | 1-snarig percussie-instrument uit Bengalen en zeer populair bij de Bauls, de zingende gekken van Bengalen. De hals van de gopichand bestaat uit een gespleten stuk bamboe van ongeveer 75 cm. lang dat aan de bovenkant intact is gelaten. De twee uiteinden aan de onderkant zijn bevestigd aan een klankkast gemaakt van een stuk uitgehold hout in de vorm van een vaas, of gewoon van een grote kokosnoot. De bodem van deze klankkast is bedekt met een laagje huid. Een stalen snaar met een knoop aan het eind wordt door dat laagje huid getrokken en bevestigd met een eenvoudige stemschroef aan de bovenkant van de hals. Het instrument wordt in de linkerhand gehouden en door te drukken op de beide bamboe halsdelen kan men de toon van het instrument veranderen. Met de rechterhand tokkelt men dan de snaar met een klein plectrum. De gopichand wordt ook wel gopiyantra en khamak genoemd in Bengalen. In de rest van India komt het instrument niet voor. |
Gopiyantra | andere benaming voor de Bengaalse gopichand, zie aldaar |
Gottuvadyam | deze Zuid-Indiase luit lijkt sprekend op de vina, maar dan zonder frets. De peervormige klankkast is geheel uit één stuk hout gesneden en het instrument heeft naast 6 melodiesnaren ook nog 3 snaren voor de drone en ritmische effecten, plus nog eens een aantal resonantiesnaren, welke onder de kam doorlopen en de klankkleur doen verrijken. De gottuvadyam, niet te verwarren met de gettuvadyam - een geheel ander instrument - wordt meestal zonder begeleiding van andere instrumenten bespeeld. De bespeler legt het instrument voor zich neer - of laat de hals op de knie rusten - en door met een stukje gelakt hardhout of hoorn over de snaren te glijden - net als bij een moderne steelgitaar - kunnen er ruim 4 oktaven worden bereikt. De gottuvadyam produceert een prachtig ronde en diepe klank |
Grantang | Balinese bamboe xylofoon, waarbij de bamboe kokers in een houten raamwerk hangen, en met rubberen hamers worden bespeeld. Ook wel tingklik genoemd |
Grizansi | duimpiano met 8 lamellen uit Zambia, zie ook gizansi |
Grna | reusachtig grote Tibetaanse trommel |
Guacharaca | rieten schraper uit Colombia en veel gebruikt in de Vallenato-muziek |
Guan-zi | Chinese
schalmei met een prachtige
expressieve toon, die lijkt op die van de duduk,
zijn Armeense familielid. De guan-zi,
vroeger bili genaamd,
deed zijn intrede in China rond de Sui-dynastie. Het instrument wordt
vooral gebruikt in de volks- en blaasmuziek, maar heeft ook een plaats
in boeddhistische en taoïstische religieuze muziek |
Gubah | 1-snarige vedel van de Bauls, de rondtrekkende troubadours uit Bengalen, beter bekend als ‘de gekken van God’ |
Gu-cheng | Chinese plankciter, bespannen met 18 a 21 snaren over even zovele verplaatsbare kammen. Vibrato wordt verkregen door de snaren aan een kant van de kam in te drukken, terwijl aan de andere kant van de kam de snaren worden getokkeld |
Guedra | Marokkaanse aardewerken vaastrommel die aan één zijde met geitenhuid is bespannen en met de hand wordt bespeeld |
Guembri | 3-snarige basluit van de Gnawa uit het zuiden van Marokko, Algeria en Tunesië. Het instrument heeft een simpele rechthoekige klankkast afgedekt met kamelenhuid en een ronde houten stok vormt de hals van het instrument. De guembri zorgt voor de trance in de Gnawa-muziek en is ook bekend onder de namen hajhouj, guimbri, gombri en sintir |
Guengari | Koreaanse gong, die met de linkerhand wordt vastgehouden en met de rechterhand met een vilten stok wordt bespeeld |
Guimbri | 3-snarige basluit van de Gnawa uit het zuiden van Marokko, Algeria en Tunesië. Het instrument heeft een simpele rechthoekige klankkast afgedekt met kamelenhuid en een ronde houten stok vormt de hals van het instrument. De guimbri zorgt voor de trance in de Gnawa-muziek en is ook bekend onder de namen hajhouj, guembri, gombri en sintir |
Guira | metalen rasp uit de Cariben |
Guiro | houten rasp uit de Cariben ook bekend als ‘berenlul’ |
Guitarillo | kleine, 5-snarige gitaar uit Latijns-Amerika, met een halve kalebas als klankkast |
Guitaron | kleine gitaar uit Latijns-Amerika met een grote klankkast. Het instrument is bespannen met 5 paar dubbele snaren |
Guluy | grote, met een stok geslagen Ghanese trommel |
Guntang | Javaanse spleettrom |
Guru | ongeveer 20 cm. lang fluitje van de Bariba uit Benin |
Gusle | 1#)
vedel uit Servië en Albanië, met een sierlijk uitgesneden krul, een
met huid bedekte, houten klankkast en een enkele snaar die gemaakt is
van gedraaid paardenhaar
2#) plankciter uit de Belorus, de Oekraïne, de Oeral-republieken en Georgië. Soms ook kusle genoemd |
Gwal | middelgrote, dubbelzijdige, met stokken geslagen trom uit Marokko |
Gyamadudu | dubbelvellige cilindrische houten bastrommel van de Yehi uit Ghana. Het linkervel wordt met de hand bespeeld, terwijl het rechtervel met een stok wordt aangeslagen |
Gyil | Ghanese balafoon met 18 houten klankstaven |
Gyümang | Tibetaans hakkebord, vrijwel identiek aan de Chinese yang-qin. De naam gyümang of gyued mang betekent letterlijk ‘veel snaren’ |